In 1135 werd endeberghe voor het eerst vermeld, maar ook hier was al eerder bewoning. In de Lindestraat werd een grafveld van drieduizend jaar oud blootgelegd en kwamen latere Gallo-Romeinse munten aan de oppervlakte. De benaming ‘bergen’ wijst op de Houteren- en Rodenberg met 52 en 51 meter de hoogste punten van de gemeente.
De oorspronkelijke woonkern bevond zich op 2 km westwaarts bij de middeleeuwse weg Diest-Veerle. Daar was een kapel gebouwd. De toponiemen Mispad en Kapelledries getuigen er nog van.
Midden 17de eeuw werd in de buurt van de huidige kerk een kapel in leem en stro gebouwd, waar norbertijnen van Averbode de diensten kwamen opdragen. Daar ontwikkelde zich de nieuwe dorpskern. Engsbergen was het eerste Looise gehucht dat enige zelfstandigheid, los van het Centrum, kon bekomen met de eerste kapel, eerste school, eigen schans en eigen begraafplaats.
Midden 18de eeuw werd het koor van de kerk gebouwd en een eeuw later het schip en de toren. In de kerk bevindt zich een waardevol, beschermd orgel uit de 18de eeuw. Tot drie keer toe probeerde het gehucht een afzonderlijke gemeente, los van Tessenderlo, te worden. Dat werd echter belet door de overheid in de jaren 1843-1846.
Zijn moeder was van Engsbergen en de jonge Louis Verbeeck bracht veel van zijn vakanties door bij zijn grootvader, ‘de scheper’ (schaapherder) genoemd. Engsbergen was soms onderwerp van zijn geschreven mijmeringen.
Parcours
We fietsten door de straat ‘Rodenberg’ en via Klokkeveld en Wolbergenstraat, raken we de weg Diest-Geel. Via de Steenovenstraat passeren we het natuurgebied Groot Asdonk, de Kiewithoeve en melkveebedrijf ‘t Goor. Via Heuvelken komen we in de Achterheide, beschreven door een andere Looise auteur, Minus van Looi. We kruisen het centrum van Engsbergen met café Onder den Toren en Ontmoetingscentrum ’t Goor naast de kerk. We draaien naar de Houterenberg, het hoogste punt van Tessenderlo. We zien links de ruïne van de stenen molen uit 1826, gebouwd door ‘meester-metselaar’ Adriaen Blanckaerts uit Schoot, waar we nu naartoe rijden.
GEBED VOOR LIMBURG EN ZO
Zegen, mijn God, het goede land van Limburg,
als gij eens tijd hebt, maar wacht niet te lang.
Zorg dat er altijd weder is in Limburg,
zegen zijn hemel, maak zijn zomers lang.
Zegen de Kempen, waar ge nog kunt wonen
zolang als ’t duurt, midden hei, berk en brem.
Zegen het Haspengouw der Eburonen
Als ge eens kunt, en als ge moogt van hen.
Zegen het dorp waar ik eens werd geboren
(Tessenderlo! Waarom toch daar, waarom???)
en laat mij af en toe een meerkoet horen,
die liedjes neuriet van Armandpredom.
Daar waar weleer de Bokkenrijders reden,
bloeit er een landschap kleuren van Van Gogh,
Rijzen de zwarte steenkoolpiramiden;
Het zijn geen echte, maar het zijn er toch.
…
Uit: “De Muzen hebben hun Ekskuzen”.