In 1284 is voor het eerst sprake van in hulst jacentia, “gelegen in Hulst.” De streek werd genoemd naar de opvallende, altijd groene plant. Het eerste dorpscentrum met schans en school bevond zich aanvankelijk in de Hofstraat veel dichter bij het Centrum. Eind 19de eeuw verplaatste de dorpskern zich naar de buurt van de eeuwenoude herberg Schutpenning. Hierover schreef een andere Looise auteur Lodewijk Janssens. Pas in de twintigste eeuw werd Hulst een eigen parochie met kerk en verplaatste de school zich naar die buurt.
Vanaf toen ontwikkelde het gehucht zich snel. De gezinshoofden waren voornamelijk mijnwerker of fabrieksarbeider. Zij pendelden meestal dagelijks of wekelijks van huis naar werkplek en terug. In 1958 werd de eerste spadesteek gegraven als begin van het industriegebied. Tientallen bedrijven vestigden zich op de plaats van de vroegere dennenbossen in de Ulfheide en Ravenshout. Er volgde een massale tewerkstelling ‘naast de deur’ en de bevolking groeide snel aan. Hulst is nu vooral een ‘slaapgehucht’ geworden met veel woningen en appartementen, maar weinig horeca of middenstand. In Hulst is de centrale begraafplaats Hoogveld gelegen, de laatste rustplaats van het merendeel van de ‘Looienaars’.
Parcours
We rijden via de straat Schutpenning naar de Kraaaienweg en Transportstraat, dwars door het bedrijventerrein, parallel met de snelweg E313. Via Industrieweg en Gettendonkstraat draaien we de Hofstraat in, genoemd naar het middeleeuwse Hof van Goor, een belangrijke domeinhoeve. Zo stevenen we af naar het gehucht Berg.
GRAFSCHRIFT VAN MIJN VOETEN
Wanneer ik dood en ver van hier
Zal liggen onder groene grassen
Zet dan geen bloemen op mijn zerk
Stouw geen fanfare naar de kerk
Maar zorg dan dat mijn schoenen passen.
Want ver zal ik nog moeten gaan
Om in het paradijs te mogen…
Lees dus geen rede op mijn graf
Al schrijft ge ze waarschijnlijk af,
Maar denk eens aan mijn eksterogen.
Uit: “Vergulde Ramenassen” (1960)