Gedurende enkele decennia had deze geboren en getogen Looienaar een naam als een klok als dichter, schrijver, kleinkunstenaar en humoristisch causeur.
Louis werd geboren in Tessenderlo op 26 november 1932. Zijn vader Georges werkte voor een aannemersbedrijf en zijn moeder Coleta, ‘Clet’ was een dochter van ‘de scheper’ uit Engsbergen. Deze Augustinus Blommaerts (°1865) was een dorpsfilosoof die op de kleine Louis grote indruk maakte en van wie hij de vertelkunst overnam.
De ouders van Louis openden een schoenwinkel aan de pas aangelegde Geelsebaan. Het gezin kreeg zes kinderen waarvan Louis de tweede was. Hij groeide op met een scherp observatievermogen, wat zich later uitte in talloze publicaties waarbij hij die jeugdherinneringen oprakelde.
Boerenbelang
Hij ging op internaat in het strenge Kleinseminarie in Sint-Truiden, een wereld van verschil met de vrije en onbezorgde kindertijd die hij in ‘Looi’ had genoten. Na daar enkele jaren een ongelukkig bestaan te hebben geleid, kon hij door een aanhoudende klaaglitanie zijn ouders vermurwen. Hij mocht het vierde jaar middelbaar aan het college in Diest aanvatten en kon dagelijks heen en weer fietsen. Zo raakte hij weer verzeild in zijn geliefd Loois gemeenschapsleven. Hij sloot aan bij de KSA en organiseerde kampen en bonte avonden, waarin zijn talent tot ontluiking kwam. In 1951 startte hij studies Germaanse filologie aan de Leuvense universiteit. In het weekblad Boerenbelang schreef hij toen al tientallen koldergedichten of cursiefjes, zodat hij op jonge leeftijd een bekende dorpsfiguur was. Hij schreef het bekende studentikoze lied Ik Drink dat in de studentencodex terechtkwam en een evergreen werd op cantussen en zangfeesten.
Beroepshalve werd hij werd leraar aan het college in Beringen en trouwde met Els Hendrix, een onderwijzeres uit Diest. Het gezin zou met vijf kinderen verrijkt worden. Het koppel verhuisde naar Hasselt.
Looi Sport
Louis Verbeeck was ook een begenadigd voetballer bij de plaatselijke club, Looi Sport maar koos voor literatuur en theater. Louis werd gevraagd ‘ludieke kronieken’ voor radio-omroep Hasselt te brengen. Het medium radio zat hem als gegoten. Louis kreeg er een wekelijks cursiefje, In het Spionnetje genoemd. In 1960 verscheen zijn eerste ‘kolderbundel’ Vergulde Rammenassen. De spot drijven met romantiek was een van zijn stokpaardjes. Zijn cursiefjes verschenen in Boerenbelang, maar ook in ’t Pallieterke als F.L.N. De Simpelaere, De Bond en Tévéblad. Nostalgie naar een vervlogen en voorbij verleden komt steeds terug, een hunkering naar het eenvoudige dorpsleven van weleer. Telkens ontdekt hij tot zijn teleurstelling dat zo een verleden niet meer bestaat en niet meer zal terugkomen.
Kleinkunst
De kleinkunstenaar en muzikant Miel Cools overhaalde hem om op te treden en vanaf 1960 stond Louis geregeld op het podium. Het nummer Lodewijk De Beduimelde heeft een duidelijk Verbeeckcachet. Vaak traden ze met drie op: Miel Cools, Jos Ghysen en Louis Verbeeck. In die periode floreerde de kleinkunst en de optredens volgden elkaar snel op. In 1962 schreef hij met Jos Ghysen ‘De Muzen hebben hun ekskuzen’, wat een bestseller werd. Ook kleinkunstbands als de Vaganten en de Elegasten konden voor hun nummers uit zijn teksten putten. Louis leerde de blinde pianist Raf Deckers kennen. Hij werd gedurende tien jaar zijn vaste begeleider. Verbeeck was de woordkunstenaar die humoristische spelletjes met woorden, begrippen en situaties speelde. Zijn cabaret en kleinkunst waren niet ‘geëngageerd’, er straalde geen maatschappijvisie uit.
In 1965 ging Allo Sjoe, een mini-musical in première. Louis Verbeeck schreef de meeste teksten. Jef Burm en Denise De Weerdt waren de vertolkers, een echtpaar in een doordeweeks gezin met dagelijkse problemen. Er volgden tientallen voorstellingen, ook in Nederland en met een Franstalige versie voor Brussel. Daarna volgden programma’s en -evenementen zoals Kleinkunstkroes en Vrij van Zegel, die ook op tournee gingen. Hij trad op in het vast panel van “‘t Is maar een Woord”, een populair BRT-programma.
In de jaren 1970 taande de kleinkunst en trok Louis zich uit de actieve showwereld terug. Hij werd gedurende drie jaar hoofdredacteur van het reclameblad Koerier en probeerde het nieuwe dagblad De Krant die echter gauw werd afgevoerd. De cursiefjes in de genoemde bladen liepen door.
Louis Verbeeck zou les geven in drie scholen: het college van Beringen, vanaf 1959 het Atheneum van Hasselt en na een tussenperiode van vijf jaar het regentaat in Hasselt.
Ereburger
In 1992 benoemde het gemeentebestuur van Tessenderlo hem tot ereburger en het jaar nadien werd een toeristische fietsroute naar hem genoemd. In 2010 brachten de inwoners hem massaal hulde op een avondvullend woord- en liedjesprogramma met Miel Cools en De Vaganten. In 2016 kreeg hij een bronzen standbeeld in de schaduw van de Hasseltse kathedraal. Louis Verbeeck overleed in Hasselt op 25 november 2017, 85 jaar oud.
Frans Aldelhof in Loois Cultuurlexicon, Tessenderlo, 1986, 183-189
Tessenderlo
De huidige deelgemeente Tessenderlo of ‘Looi’ is sinds duizend jaar als nederzetting gegroeid. Voordien was er ook al menselijke aanwezigheid, wat blijkt uit archeologische vondsten, die te bekijken zijn in museum De Kelder onder het gemeentehuis. De eerste vermelding dateert van 1135 in een oorkonde van de abdij van Averbode, die door de graaf van Loon werd gesticht in de uiterste uithoek van de gemeente op de grens met Brabant.
De parochie Tessenderlo werd eeuwenlang bediend door de norbertijnen van Averbode als pastoor. Op het dorpsplein, nu de Markt, stond een romaanse kerk die vanaf 1444 werd afgebroken en vervangen door de bestaande gotische Sint-Martinuskerk. Het laatmiddeleeuwse koordoksaal is het meest waardevolle kunstbezit en is dagelijks te bewonderen in de kerk, waar de nodige uitleg te vinden is. De pastoorswoning dateert van 1664 zoals te lezen is in de muurankers. Op de Markt zijn drie negentiende-eeuwse huizen de moeite waard, evenals het oorlogsmonument, de beiaard en de dorpspomp van weleer. Het gemeentehuis opende de deuren in 1964. Op de markt en in de naburige straten lachen de drank- en eetzaken je toe.
Parcours
We verlaten de Vismarkt via Hemelrijk en Begijnenwinning. We zien de oude fabriek Tessenderlo Chemie die in 1942 ontplofte, wat bekendstaat als ‘de ramp van Tessenderlo’ waarbij 190 doden vielen. We volgen het fietspad langs de oude spoorlijn Tienen-Leopoldsburg, vroeger ‘de soldatentrein’ genoemd om vooral militairen naar ‘het Kamp’ te vervoeren. We rijden over de brug en zijn nu in de vroegere deelgemeente Ham (-Genebos). We zwenken via de Rietweg naar Hulst-Centrum.
VERGULDE RAMENASSEN (1960)
Ik ben geen geurig potjuweel
Geen roos, geen van die dalia’s
Daarvoor ben ik te kort van steel
Ik ben de gore ramenas
ZEENZOECHT
Des morgens wee te moede
Des middags moe te wee
En ’s avonds na het broeden
Ben ik het alletwee
A.B.N.
Mijn lief woont op de taalgrens.
Ik leer haar A.B.N.
Omdat ik met Van Maerlant juich
en daar ik Vlaming ben.
Ze is al erg veranderd.
Want vroeger kon ze niets.
Toen reed ze met een velo,
nu rijdt ze met de fiets
Uit: “De Muzen hebben hun ekskuzen” (1962)